Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU8772

Datum uitspraak2005-12-23
Datum gepubliceerd2005-12-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200510335/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 15 december 2005 heeft verweerder het verzoek van verzoekers om handhavend op te treden tegen de opslag en verkoop van vuurwerk in de inrichting van [vergunninghouder] aan de [locatie] te [plaats] afgewezen.


Uitspraak

200510335/1. Datum uitspraak: 23 december 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu" gevestigd te Hengelo en [verzoeker sub 2], wonend te Hengelo, verzoekers, en het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 15 december 2005 heeft verweerder het verzoek van verzoekers om handhavend op te treden tegen de opslag en verkoop van vuurwerk in de inrichting van [vergunninghouder] aan de [locatie] te [plaats] afgewezen. Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief van 20 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 december 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door H. Jansink, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Namens [vergunninghouder] is gehoord [gemachtigde]. 2.    Overwegingen 2.1.    Verweerder acht zich in dit geval niet bevoegd tot handhaving van de inrichting en heeft daarom het verzoek afgewezen. 2.2.    Als vaststaand moet worden aangenomen dat de inrichting, die in werking is op grond van een vergunning van 3 juni 2001, onder meer niet voldoet aan de afstandeisen die ingevolge het Vuurwerkbesluit sinds 2002 gelden voor de opslag van meer dan 10.000 kg. Vergund is 17.500 kg. Het college van gedeputeerde staten van Overijssel staat evenwel toe dat in afwachting van de wijziging van de inrichting om deze geschikt te maken voor een capaciteit van 40.000 kg, ten hoogste 10.000 kg vuurwerk mag worden opgeslagen en verkocht overeenkomstig de eisen die het Vuurwerkbesluit stelt aan inrichtingen met een opslagcapaciteit van ten hoogste 10.000 kg. 2.3.    Verzoekers stellen dat niet gedeputeerde staten, maar verweerder het tot handhaving bevoegde gezag is, omdat feitelijk ten hoogste 10.000 kg vuurwerk wordt opgeslagen. 2.4.    De Voorzitter gaat er op grond van de vergunde hoeveelheid van 17.500 kg vuurwerk en gezien de capaciteitsgrens in categorie 3 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer vanuit dat gedeputeerde staten het bevoegd gezag is. Uitgaande daarvan heeft verweerder zich dan ook terecht onbevoegd geacht om inhoudelijk te beslissen op het verzoek  om handhaving. Daarom wijst de Voorzitter het verzoek af. 2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G Stolker, ambtenaar van Staat. w.g. Boll    w.g. Stolker Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2005 157.